Page image

InterviewElse Baas

Else Baas (20) begon op haar vijfde jaar met vioolspelen, samen met haar oudere zus. Hun broertje ging later trompet spelen. Alle drie de kinderen van het gezin Baas zitten ondertussen op het conservatorium. Else’s zus speelt altviool. ‘Bij onze ouders in Den Haag maken we nog steeds veel muziek samen, dan is het zeer luid in huis.’ Else heeft gymnasium gedaan toen ze in de School voor Jong Talent zat van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Zij is nu derdejaars op het Conservatorium van Amsterdam. Peter Brunt was haar eerste viooldocent en ondertussen heeft ze ook les van Maria Milstein. Met Tess Verweij, die enkele jaren geleden soleerde bij het Deventer Kamer Orkest, zit Else in het Amaris strijkkwartet.

Je gaat een wereldpremière spelen, de Suite voor Viool en Strijkorkest van Julius Röntgen. Het is een onbekend stuk uit 1892, er zijn geen opnames te vinden, alleen een blikkerige computerversie. Hoe studeer je dat?

Het is niet de eerste keer dat ik een nieuw werk speel. Voor de zomer ben ik begonnen met instuderen bij mijn docent Peter Brunt. Het was in het beginsel vooral veel uitzoek werk aangezien het dus nog niet eerder is gespeeld. Nu speel ik het ook tijdens de lessen van Maria Milstein. Beide docenten kenden het stuk niet. Het spreekt mij wel aan. Al kan het begin wat lijken op een etude. Daarna wordt het spannender. In het laatste deel, de fuga, brengt Röntgen veel thema’s samen. Wat de noten betreft is het heel overzichtelijk. Tijdens het studeren benader ik de zes delen van het stuk vanuit het suite-idee, dat heeft hij er immers zelf boven gezet. Ik vind het altijd gaaf als oude structuren in een nieuw jasje worden gestoken. Het is neo barok, het doet mij dan ook een beetje denken aan de suites van Bach. Dat het een suite is, helpt mij met het bepalen van het karakter van het stuk. Ik bestudeer veel de partituur om te kijken waar er ruimte is om meer vrijheid te nemen.

Een onbekend stuk. Dus de streken en de vingerzettingen moest je helemaal zelf uitvogelen?

Dat heeft mij inderdaad veel tijd gekost want het was nog niet eerder gebeurd. Het inzien van het manuscript heeft wel geholpen hiermee, daar zag ik dat de streken van Röntgen, dus in zijn originele handschrift, soms anders waren dan die van de uitgever. Dan kon ik makkelijker kiezen waar ik wel en geen vrijheden kon nemen.

Al met al is het een mooi en interessant stuk maar niet echt violistisch.

Röntgen was een pianist en organist. Dat merk je wel. Het is goed speelbaar, al zijn sommige dingen wat onhandig op de viool. Zijn celloconcerten zijn overigens bekender, zij worden redelijk vaak gespeeld. Een grappig toeval is dat ik het boek Wat stilte wil van Arthur Japin al had gelezen toen dirigent Peter Bogaert mij benaderde met de vraag om te komen soleren bij het DKO. In dat boek komt Röntgen veel voor. Hij was docent op het conservatorium van hoofdpersoon Anna. Zij was een zeer getalenteerde zangeres. Een podiumcarrière als zangeres zat er echter in omdat dit in haar deftige familie ongepast werd gevonden. Anna was ook nog eens verliefd op Röntgen. Interessant is ook dat Röntgen betrokken was bij de bouw van het Concertgebouw.

Terug naar jou. Wie is jouw grote voorbeeld als violist?

Dat is Isabelle Faust, ze was altijd al mijn idool. Zeker wat betreft haar klankvorming. Zij kan een compositie op een geweldige manier tot leven brengen. Bij sommige violisten kan je echt in hun ziel kijken, zoals bij Janine Jansen. Zij trekt je er echt in, in haar als persoon. Bij Isabelle Faust voel je dat zij de muziek probeert te begrijpen zoals de componist het heeft bedoeld. Zij heeft een hele mooie diepe klank. Zoals bij haar interpretatie van mijn favoriete vioolconcert, Beethoven. Dat is technisch ook nog eens verre van makkelijk. Nu ben ik zelf trouwens bezig met het vioolconcert van Sibelius. Dit jaar mag ik meer van mezelf laten zien op het conservatorium, er is meer keuzevrijheid. Dat is dus echt genieten.

Tenslotte: op wat voor viool speel je?

Ik speel op een Uebel uit 1942, een prachtige viool die ik in bruikleen heb van het Muziekinstrumenten Fonds. Het is een Nederlandse viool, gebouwd in 1942. Gustav Erhard Uebel werkte lang bij Max Möller sr in Amsterdam. Hij was veel gevraagd als restaurateur van violen en cello’s en heeft maar 15 violen gebouwd. Ik ben er ontzettend blij mee. Mijn viool heeft mooie, warme en grote klank. Je denkt toch eerder aan een Italiaanse of een Franse viool als je mag kiezen. Het verbaasde me dat ik de Uebel het mooist vond. Dat gebeurde me ook bij de aanschaf van een strijkstok. Ik wilde een Franse en mijn keus viel uiteindelijk op een Nederlands-Duitse stok.

Interview door Ewoud Nysingh